De lucratieve handel in voetbaldromen van kinderen en hun ouders
Voetbalscholen Ze gelden als een nieuwe zuil in de jeugdsport. Populair vanwege de prikkelende belofte: hier stomen we je klaar voor een profclub. NRC deed onderzoek naar de opkomst van commerciële voetbalscholen. „Alles gebeurt onder de noemer ontwikkeling, maar in de praktijk gaat het om geld verdienen.”
Aan het begin van het seizoen wordt Marinio Dreischor (14) gemeten en gewogen. Trainers maken van zijn spel videobeelden, die ze samen met hem analyseren. Hij voetbalt zes keer in de week, trainingen en wedstrijden. Thuis eet hij gezond – pasta, brood, groente. Geen patat of een kapsalon, zoals zijn vrienden.
Marinio was acht toen hij werd gescout door AZ. Hij mocht ‘op stage’, een proefperiode om te bewijzen dat hij goed genoeg was. Twee seizoenen trainde Marinio mee in Alkmaar. Daarna kwamen Ajax, FC Volendam en PSV. Steeds viel hij af. Nu krijgt hij een kans bij FC Utrecht. Afwijzingen doen pijn, maar hij heeft geleerd ermee om te gaan. „Dan denk ik: ik ga gewoon nóg harder werken.”
Marinio weet het vaak wel als er een scout langs de lijn staat. Hij probeert zich er niet door te laten afleiden. Zijn vader raadde hem aan niet te veel van die stage bij FC Utrecht te verwachten. Als je afvalt is het niet erg, zei hij. Gewoon weer lekker trainen, gezond eten, goed slapen, op tijd zijn. Marinio leeft volgens het ritme van een profvoetballer, net als zijn teamgenootjes. Maar hij speelt niet bij een profclub. Marinio traint in Amsterdam bij de Dream Team Academy, een commerciële voetbalschool. En bij een in Almere.
Het zijn de bijlesinstituten van het voetbal, de voetbalscholen die gemiddeld 13 euro vragen voor een training, tegen – op basis van contributie – 1,88 euro bij een amateurclub. Ze vormen een nieuwe zuil in het jeugdvoetballandschap, die ieder jaar groter wordt en in veel gevallen concurreert met amateurverenigingen. Inmiddels telt Nederland volgens schattingen van voetbalbond KNVB minimaal tweehonderd voetbalscholen. Van eenpitters tot grote organisaties die de volledige jeugdopleiding van amateurverenigingen voor hun rekening nemen. In plaats van uitzicht op een havo- of vwo-diploma bieden ze vaak een prikkelende belofte: hulp bij het opbouwen van een carrière als profvoetballer.
Kinderen, en vooral hun ouders, zijn bereid om ver te gaan voor die ambitie. Een ratrace is het, tegen flinke betalingen. Vanaf vijf jaar oud is alles erop gericht de beste te worden – al haalt vrijwel niemand de top.
Hoe kon deze stroming in het amateurvoetbal zo groot worden? Wat zijn de gevolgen voor kinderen? En welke rol spelen profclubs? NRC onderzocht hoe Nederlandse amateurvelden in de ban raakten van de jacht op een profbestaan. En hoe daaraan wordt verdiend.
Voetbaljeugd
Een à twee keer in de week trainen, zaterdagochtend een wedstrijd. Na afloop een snack in de kantine. Ieder seizoen hetzelfde ritme, bij dezelfde vereniging, met nagenoeg hetzelfde team. De beteren speelden ‘selectie’, de matige voetballertjes in de elftallen daaronder. Alleen uitzonderlijke talenten kwamen in aanmerking voor een overstap naar een profclub in de buurt. Zolang je het leuk vond, bleef je waar je was.
Zo herinneren veel volwassenen zich hun voetbaljeugd. En wie tegenwoordig op zaterdagochtend bij een amateurclub gaat kijken, ziet weinig verschil met vroeger. Natuurlijk, er spelen meer meisjes mee. Aarde en gras zijn verdrongen door rubber en kunstgras. Maar nog altijd stappen wekelijks honderdduizenden kinderen uit alle lagen van de bevolking namens een van de ruim drieduizend amateurverenigingen in Nederland het veld op. Voetbal in clubverband is onverminderd populair én toegankelijk, de contributie bedraagt doorgaans 200 en 300 euro per seizoen.
Toch is het jeugdamateurvoetbal de voorbije tien jaar wezenlijk veranderd. Dat is zichtbaar op zondagen en doordeweekse avonden. Waar buurtpleintjes voorheen het domein waren van kinderen met een bal, gaan zij nu naar verenigingsvelden, parken en plantsoenen om onder begeleiding te trainen bij een commerciële voetbalschool. Vrijwel altijd in tenues van relatief dure sportmerken als Nike of Adidas en met het logo van de ‘academie’ op de borst. Hoeveel kinderen lid zijn van een voetbalschool, wordt nergens bijgehouden. Maar een ronde langs voetbalscholen en amateurverenigingen in het hele land en gesprekken met ouders, kinderen, trainers en clubbestuurders leren dat het fenomeen een enorme vlucht heeft genomen.
Jan-Willem van der Roest van de Universiteit Utrecht doet al zo’n tien jaar onderzoek naar de opkomst van commerciële voetbalscholen in Nederland. Hij zag hoe de amateursport vercommercialiseerde en individualiseerde. Met ouders als drijvende kracht. Zij stellen steeds hogere eisen aan voetbalverenigingen. Die moeten niet alleen ‘gezellig’ zijn, maar ook het maximale uit hun kind halen. Traditionele amateurverenigingen hebben vaak moeite om een hoge kwaliteit trainingen te bieden. Er is daardoor een gat ontstaan, waar commerciële voetbalscholen in zijn gesprongen. Alleen de regio Amsterdam telt er al bijna tachtig , ontdekte Van der Roest.
Remko de Jong heeft het van dichtbij zien gebeuren. Hij is bestuurslid van DWS in Amsterdam-West, een volksclub met een rijk verleden – onder anderen Ruud Gullit en Frank Rijkaard komen er vandaan. De vervallen entree en krakkemikkige kantine verraden dat DWS het financieel zwaar heeft, zoals veel amateurverenigingen in buitenwijken van de grote steden. Ondanks minimale middelen en weinig vrijwilligers speelt de jeugd nog altijd op hoog niveau. „Er wordt veel talent bij ons vandaan geplukt”, zegt hij. „Er zijn dus kansen dat je hogerop komt.”
Ouders zijn erop gebrand hun kind bij een profclub te krijgen. Dat verlangen leeft overal, maar is volgens De Jong nog sterker in een sociaal-economisch zwakke wijk als Amsterdam Nieuw-West, waar veel spelers van DWS opgroeien. „Voetbal is hier echt een way out”, zegt hij. „Natuurlijk is de kans klein dat je het redt, maar kansen op maatschappelijk succes zijn hier óók relatief klein. Voor veel DWS-jongetjes en hun ouders is een voetbaldroom tastbaarder. En je hebt er invloed op, door meer te trainen en beter je best te doen.”
Gescout worden, daar draait het om. Gezelligheid en clubgevoel zijn bijzaak. Dat geeft regelmatig spanning. In het veld, maar vooral langs de lijn. Als een kind niet wordt opgesteld, is dat al snel een probleem van de voorzitter, zegt De Jong. Onlangs kwam een vader briesend op hem af. Hij eiste een gesprek onder vier ogen in de bestuurskamer. „Ik schrok”, zegt De Jong. „Dacht zijn zoon slachtoffer was geworden van racisme of discriminatie. Hij bleek linksback te zijn gezet, terwijl hij liever als vleugelspits speelde, net op het moment dat een scout van PSV langs de lijn stond. De woede van de vader werd gevoed door de trainer van een voetbalschool waar de jongen extra trainingen kreeg.”
Scouten bij de voetbalschool
Voetbalscholen leven van de voetbaldromen van ouders en kinderen – jongens vooral, die kunnen veel geld verdienen als ze de top halen. Voetbalscholen wakkeren die dromen ook aan. Vaak houden ze op websites en sociale media een eregalerij bij van alle kinderen die een stage hebben verdiend bij een profclub. Sommige spelers komen op meerdere lijstjes voor, een teken dat ze bij verschillende voetbalscholen trainden toen ze gescout werden. Hoe het afloopt met die stages, staat er meestal niet bij. De belofte is duidelijk: als je op proef wil bij een profclub, moet je bij ons komen trainen. Voetbalscholen hebben soms zelfs een zaakwaarnemerstak. Ze laten spelertjes op hun vijftiende – vanaf dan mag het – een contract tekenen. Als de speler wordt gekocht door een profteam, dan krijgt de voetbalschool een percentage.
Voor Pjotr van der Marel, oud-jeugdcoördinator bij Sparta, is dat de belangrijkste reden dat hij bedenkingen heeft bij sommige voetbalscholen. „Alles gebeurt onder de noemer ontwikkeling, maar in de praktijk gaat het dan vooral om geld verdienen”, zegt hij.
Ouders als Howard Cladder hebben het ervoor over. Zijn zoon Jordan traint vijf keer in de week bij twee voetbalscholen, onder meer bij de Dream Team Academy in Amsterdam-Oost. In vakanties, als veel voetbalscholen dicht zijn, traint Jordan door. Want je moet het wel bijhouden, zegt Howard. Inclusief kleding kost het hem zo’n 25 euro per les, heeft hij uitgerekend. Daar staat veel tegenover, zegt hij. „De trainingen zijn intensief, met veel trainers en veel individuele aandacht. Ik zie dat Jordan progressie maakt. En scouts komen graag kijken bij voetbalscholen.”
Dat klopt. Hoewel de KNVB er geen voorstander van is – de bond ziet het liever gebeuren bij traditionele amateurclubs – zijn voetbalscholen populaire plekken om te scouten, blijkt uit een rondvraag onder Eredivisieclubs. De zes clubs die NRC erover sprak, sturen hun scouts naar trainingen van commerciële voetbalscholen en vaak spelen ze er ook oefenduels.
De banden tussen profclubs en voetbalscholen werden nog hechter toen de amateurcompetities stillagen vanwege corona. Daardoor kon er tijdelijk niet gescout worden bij verenigingen. „Voetbalscholen speelden hier handig op in door veel spelers samen te brengen en oefenwedstrijden te spelen”, zegt een woordvoerder van Sparta. Bovendien, zegt een woordvoerder van sc Heerenveen, is „de realiteit” dat amateurclubs meestal niet in staat zijn trainingen op het niveau van de voetbalscholen te organiseren.
Soms gaan de relaties tussen voetbalscholen en profclubs nog verder. Zo hebben veel profclubs, onder meer PSV en Ajax, scouts of jeugdtrainers in dienst die eveneens betrokken zijn bij een commerciële voetbalschool. Ook informeren ze bij de beter aangeschreven voetbalscholen naar talent. Zoals bij Coerver Coaching uit Amsterdam, waar het meest intensieve trainingspakket (400 trainingsuren) per jaar 2.100 euro kost – ongeveer tien keer zoveel als het lidmaatschap van de gemiddelde club. „Ik neem scouts mee in onze opleidingsstructuur”, zegt eigenaar Rainel Woerdings. „Ze kunnen spelers volgen. En op vier momenten per seizoen komen kijken. Hoe is het individu, hoe is hij als teamspeler, noem maar op.” Volgens Woerdings is dit alles „onderdeel van de dienstverlening, maar geen doel op zich”.
Ook Orson Naarendorp, eigenaar van de Dream Team Academy, heeft regelmatig contact met profclubs in de omgeving. Aan het begin van het seizoen vragen ze een lijst met namen van spelertjes die hij klaar acht voor een stage. En soms bellen ze hem op met een rechtstreeks verzoek: een rechtsbuiten die jonger is dan vijftien jaar, bijvoorbeeld. Profclubs staan ook bij hem voortdurend langs de lijn. Vanaf welke leeftijd begint het scouten? „Vanaf het moment dat ze een balletje kunnen trappen houdt Ajax ze in de gaten”, zegt Naarendorp. „Een jaar of vijf dus.”
Selectie op zo’n jonge leeftijd is zinloos, heeft wetenschappelijk onderzoek uitgewezen. Omdat het vrijwel onmogelijk is de potentie van jonge kinderen in te schatten, en intensieve training dan nog geen verschil maakt. Integendeel, de kans op blessures wordt er alleen maar groter door. De KNVB raadt vroege selectie daarom af. Maar profclubs als Ajax en Feyenoord zien dat anders. Verschillende Eredivisieclubs erkennen dat spelers die zijn opgenomen in hun eigen jeugdopleiding, en dus al zeer intensief voetballen, óók nog trainingen volgen bij een commerciële voetbalschool.
Alles om dat ene unieke talent zo goed mogelijk te maken. Of vanuit het perspectief van het kind: alles om de kans te vergroten dat het bij de profclub mag blijven.
Druk op de schoudertjes
Wie op zijn achtste bij een profclub terechtkomt, heeft volgens de KNVB gemiddeld 2 procent kans om profvoetballer te worden. Driss El Kouaa, vader van Oussama en garagemonteur in Amsterdam, kan erover meepraten. Zijn zoon trainde bij verschillende voetbalscholen en werd toen uitgenodigd voor een stage bij Roda JC in Kerkrade. Hij was zeventien.
El Kouaa: „Het is vijfhonderd kilometer heen en weer. Ik heb alles betaald. De benzine, een appartement voor hem in Limburg. Hij had geen contract, dus het kostte mij honderden euro’s per maand. Na een jaar kwam hij weer terug naar Amsterdam. Hij is nog steeds op zoek naar iemand die hem bij een profclub binnen kan krijgen.”
Abdellah Ahrouch is sportpedagoog in Amsterdam Nieuw-West en jeugdtrainer bij SV Hoofddorp. Hij ziet wekelijks hoe groot de druk voor kinderen is om te presteren. In zijn ogen dragen de voetbalscholen daar sterk aan bij. Onlangs speelde zijn zoontje met SV Hoofddorp een toernooitje. Ze moesten tegen een team van een amateurclub in de buurt, maar die jongens verschenen in tenues van een voetbalschool.
Ahrouch: „Dan praat je over jongetjes van zes of zeven jaar. Het ging niet om plezier maken, er moest gewonnen worden. Ik keek in de ogen van die kinderen en ouders en dacht: wát een druk nu al op die schoudertjes. Ik zie dat de verwachtingen stress en druk veroorzaken bij kinderen. En voetbalscholen verdienen geld aan de dromen van die mensen. Dus hoe eerlijk ben je dan over hun kansen?”
Bij de Dream Team Academy vertelt eigenaar Orson Naarendorp dat hij de concurrentiestrijd tussen kinderen rustig probeert op te bouwen. Vanaf de lichting onder dertien wordt hij wat strenger met wisselen – dan mogen kinderen van hem soms wel voelen dat ze harder moeten trainen. „Wij laten ze wennen aan de regels en gebruiken van een profclub. Als ze daar terechtkomen, weten ze wat hen te wachten staat. Al zal ik nóóit beloven dat ze prof worden. De enige belofte die ik aan ouders doe, is dat ik het beste uit hun kind haal.”
Marinio Dreischor, de veertienjarige speler die op stage mag bij FC Utrecht, staat naast Naarendorp. Hij knikt. Dit jaar wil hij „echt een stap maken”, zegt hij. „Ik heb ongeveer tot mijn zeventiende om een goede betaaldvoetbalclub te bereiken. Ik wil er op tijd bij zijn, zodat ik met de jongens kan groeien en mezelf kan bewijzen. Het wordt tijd.”
Door: Enzo van Steenbergen en Joris Kooiman
Bron: nrc.nl